De vragen werden gesteld aan het begin van de corona-crisis én in juni/juli. Op basis daarvan kon de ontwikkeling gedurende de ‘intelligente lockdown’ geschetst worden. “Het aantal mensen dat thuiswerkt is sinds het begin van de crisis iets afgenomen (van 54 tot 48 procent van de werkenden)”, aldus een woordvoerder. “Het aandeel van deze groep dat positief is over het thuiswerken is in deze periode gestegen, van 61 naar 71 procent.”
Aan het begin van de crisis zei nog een kwart van de thuiswerkers dit ook na de crisis vaker te blijven doen. De afgelopen 2 maanden is dat volgens het KiM gestegen naar 45 procent. “Thuiswerken heeft ook negatieve kanten. Zo ervaart 36 procent van de thuiswerkers problemen met het vinden van een goede privé-werkbalans en heeft 17 procent fysieke klachten. Iets minder dan 1 op de 10 thuiswerkers heeft last van psychische klachten als gevolg van het thuiswerken.”
Vergaderen op afstand is volgens het KiM waarschijnlijk ook een blijvertje. “Meer dan de helft (55 procent nu tegenover 43 procent eind maart, begin april) van de mensen die op afstand vergaderen, vindt dit net zo productief als fysiek overleg. Het aandeel dat verwacht in de toekomst na de corona-crisis ook vaker op afstand te vergaderen is toegenomen sinds het begin van de corona-crisis, van iets meer dan 35 procent naar ongeveer 60 procent.”
Overigens buitelen de verschillende onderzoeksresultaten dezer dagen over elkaar heen. Behalve KiM hebben diverse andere organisaties de voorbije maanden hun voelsprieten uitgestoken. Deze week publiceerden we op deze site ook over onderzoeksresultaten van Ahrend. Later dit jaar worden de resultaten verwacht van een groot gezamenlijk onderzoek van het CfPB, Aestate, TU Delft en TU Eindhoven. In het kader van dit onderzoek – getiteld ‘We Werken Thuis’ – wordt onder meer de medewerkers gehele Rijksoverheid bevraagd over hun bevindingen.
